Ik woon al drie jaar in Nederland.
Het voelde als een hartaanval.
Met wie ben je gaan winkelen?
Yanni zag Skura met haar moeder.
het was de laatste avond van het jaar.
Ze heeft het geleerd van haar ouders.
Waarom ben je niet met de bus gekomen?
Ik zou graag op een boerderij willen wonen.
Vandaag heb ik iets geleerd over het thuisonderwijs in Nederland.
te lijf
op maat
te helpen
naar bed gaan
rond de wereld
Uw boek ligt op tafel.
Ze woont in dit dorp.
Tom heeft niets te eten.
Het geld ligt op de tafel.
Ik wil een van deze kopen.
Ik wil een gerecht met vis.