Understand spoken Dutch

Family Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
the stepfamily de stieffamilie
Their son has autism. Hun zoon heeft autisme.
an unmarried person gets married een ongehuwde trouwt
Tom is Mary’s nephew. Tom is Maria’s kleinzoon.
the in-laws de schoonfamilie
Mum, can elephants fly? Mama, kunnen olifanten vliegen?
Tom’s grandfather was a slave. Toms grootvader was een slaaf.
Peter looked at John’s robes. Peter bekeek John’s gewaden.
a kind uncle een vriendelijke oom
The child is crying, because it wants to eat. Het kind weent, want het wil eten.
You look like your father. Je ziet eruit als je vader.
My parents want to divorce. Mijn ouders willen scheiden.
My dad used to drive a Beetle. Vroeger reed mijn vader een Kever.
Tom wants to buy a pony for his son. Tom wil een pony kopen voor zijn zoon.
Are you one of Tom’s daughters? Ben jij een van Tom zijn dochters?
Grandmother was completely alone. Grootmoe was moederziel alleen.
She again struck a match on the wall, and again it became bright around her; in the brightness stood her old grandmother, clear and shining, yet loving in her appearance. Zij streek weer een lucifertje tegen den muur af, het werd weer helder, en in den glans daarvan stond haar oude grootmoeder, helder en glinsterend, vriendelijk en liefderijk.
I didn’t know that Tom and John were brothers? Ik wist niet dat Tom en John jouw broers waren?
It was teeming with families at the zoo. Het wemelde van de gezinnen in de dierentuin.
The queen is a jealous stepmother. De koningin is een jaloerse stiefmoeder.