Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (2) 1 (81) 2 (25) 3 (24) 4 (26) 5 (22) 6 (22) 7 (22) 8 (21) 9 (20) A (867) B (471) C (723) D (493) E (288) F (394) G (243) H (531) I (921) J (72) K (51) L (293) M (397) N (211) O (204) P (525) Q (25) R (304) S (1023) T (4635) U (84) V (91) W (621) Y (233) Z (8) (1)
English Dutch Recording Learn
the nature

de natuur

the nature

de aard

the neap tide

het doodtij

the necessary arrangements

de nodige schikkingen

the neck

de hals

the neck

de nek

the necks

de halzen

the need

de nood

the need; demand

de behoefte

the needs

de behoeftes

the neighborhood

de buurt

the neighbour

de buurman

the nephew

het neefje

the nest

de nest

the Netflix series

de series van Netflix

The Netherlands

Nederland

the new system

het nieuw systeem

the new time, just what you say

de nieuwe tijd, net wat u zegt

The New Year's sun rose and shone upon a little corpse.

De nieuwjaarszon ging over het kleine lijkje op.

the news

het nieuws

the newspaper

de krant

The next day it was beautiful, wonderful weather; the sun shone on all the green leaves.

De volgende dag was het mooi, heerlijk weer; de zon scheen op alle groene bladeren.

the next few years

de komende jaren

The next morning it took a long time before they were finally on the way.

De volgende ochtend duurde het lang voor ze eindelijk op pad waren.

The next morning someone came and mounted bars in front of Harry’s window.

De volgende ochtend kwam er iemand die tralies voor Harry’s raam monteerde.

The next morning they asked her how she had slept.

De volgenden morgen vroeg men haar, hoe zij geslapen had.

the niece

het nichtje

the night

de nacht

the nightclub

de nachtclub

the nightgown

de nachtpon

the nights

de nachten

the noise

het rumoer

the noise

het lawaai

the nonsense

de dwaasheden

the north

het noorden

the nose

de neus