Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (2) 1 (12) 2 (5) 3 (1) 4 (1) 6 (1) 7 (1) 8 (2) 9 (1) A (2004) B (710) C (1201) D (836) E (522) F (714) G (423) H (1103) I (1950) J (120) K (79) L (490) M (726) N (369) O (429) P (865) Q (33) R (519) S (1796) T (7023) U (158) V (125) W (1179) X (4) Y (374) Z (20)
English Dutch Recording Learn
the ginger de gember
the giraffe de giraf
the girl het meisje
the girls de meisjes
the giver de gever
the glare het schijnsel
the glare de glans
the glass het glas
the glasses de bril
the glove de handschoen
the go-getter de doorzetter
the goal het doel
the goal het doelpunt
The goal is purely profit. Het doel is louter winst.
The goal is to hit the target. Het doel is om het doel te treffen.
the goalkeeper de doelverdediger
the goals de doelstellingen
the goat de bok
the goat de geit
the goats de geiten
the goblin de kobold
the god de god
The goddess gave the warrior a sword and a shield. De godin gaf de krijger een zwaard en een schild.
the godfather de peetoom
the godfather de peter
the godmother de peettante
the Golan Heights de Golanhoogvlakte
the gold het goud
the gold medal de gouden medaille
the Golden Ball de Gouden Bal
the goldfish de goudvis
the goods de goederen
The goods were transported by ship. De goederen werden met het schip vervoerd.
the goose de gans
the goose jumped off the plate, waddled across the floor, with a knife and fork in its breast, and came towards the little girl. de gans sprong van den schotel naar beneden, waggelde over den vloer, met mes en vork in de borst, en kwam naar het arme meisje toe.
the government (king and ministers) de regering