English-Dutch Dictionary - S

0 (2) 1 (81) 2 (25) 3 (24) 4 (26) 5 (22) 6 (22) 7 (22) 8 (21) 9 (20) A (867) B (471) C (723) D (493) E (288) F (394) G (243) H (531) I (921) J (72) K (51) L (293) M (397) N (211) O (204) P (525) Q (25) R (304) S (1023) T (4634) U (84) V (91) W (620) Y (232) Z (8) ส (1)

English	Dutch	Learn
sex slaves	seksslavinnen	Learn
sexual	seksuele	Learn
sexual exploitation	seksuele uitbuiting	Learn
sexual intercourse	geslachtsgemeenschap	Learn
sexuality	seksualiteit	Learn
shabby	sjofel	Learn
shabby	armoedige	Learn
shade	schaduw	Learn
shadowy	schimmig	Learn
shadowy (long form)	schimmige	Learn
shakes	schudt	Learn
shampoo	shampoo	Learn
shape	vormen	Learn
share	deel	Learn
share; portion	aandeel	Learn
shared (long form)	gedeelde	Learn
shared	gedeeld	Learn
Shared leadership is a must.	Gedeeld leiderschap is een aanrader.	Learn
shark	haai	Learn
sharp	scherpe	Learn
sharp	snerpend	Learn
sharp turns	scherpe bochten	Learn
shaver	scheerapparaat	Learn
shaving	scheer	Learn
she	zij	Learn
she (short form)	ze	Learn
She again struck a match on the wall, and again it became bright around her; in the brightness stood her old grandmother, clear and shining, yet loving in her appearance.	Zij streek weer een lucifertje tegen den muur af, het werd weer helder, en in den glans daarvan stond haar oude grootmoeder, helder en glinsterend, vriendelijk en liefderijk.	Learn
She attained everlasting fame through her work.	Zij kreeg eeuwige roem door haar werk.	Learn
She became a nurse.	Ze werd verpleegster.	Learn
She builds bridges.	Zij bouwt bruggen.	Learn
She came to do it herself.	Ze kwam om het zelf te doen.	Learn
She came!	Ze kwam!	Learn
She cleans the house every week.	Zij poetst het huis elke week.	Learn
she cooks	zij kookt	Learn
she could see into the room	zij kon in de kamer zien	Learn
She didn’t know what she could do here.	Ze wist niet wat ze hier zou kunnen doen.	Learn