Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - O

0 (1) 1 (6) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1691) B (591) C (1029) D (721) E (441) F (572) G (358) H (941) I (1639) J (101) K (65) L (429) M (582) N (297) O (316) P (719) Q (27) R (442) S (1468) T (6379) U (130) V (105) W (998) X (4) Y (322) Z (10)
English Dutch Recording Learn
organizes organiseert
orientation geaardheid
origin oorsprong
origin herkomst
original (long form) oorspronkelijke
original oorspronkelijk
original originele
orphanage weeshuis
ostrich struisvogel
other overig
other ander
others anderen
otherwise anders
Our bones are white. Onze botten zijn wit.
Our contact point is always reachable by phone. Ons aanspreekpunt is altijd bereikbaar per telefoon.
our country house ons landhuis
Our daughter burned her finger on a match. Onze dochter heeft haar vinger verbrand aan een lucifer.
Our employees are friendly. Onze medewerkers zijn vriendelijk.
Our family has taken over the operation of this restaurant. Onze familie heeft de uitbating van dit restaurant overgenomen.
Our house is here. Ons huis is hier.
our job is not easy Onze opdracht is niet eenvoudig
Our sister will be with us soon. Straks is onze zus bij ons.
our task onze taak
out eruit
out of stock niet op voorraad
outdated verouderd
outfit outfit
outside buiten
outwards buitenwaarts
ovaries eierstokken
oven oven
over omver
over there ginder
overcoat overjas
overconfident overmoedig
overcrowded overbevolkte