Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - O

0 (1) 1 (6) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1691) B (591) C (1029) D (721) E (441) F (572) G (358) H (941) I (1639) J (101) K (65) L (429) M (582) N (297) O (316) P (719) Q (27) R (442) S (1468) T (6379) U (130) V (105) W (998) X (4) Y (322) Z (10)
English Dutch Recording Learn
one month een maand
One more, please. Nog eentje, alstublieft.
one mutual friend één gemeenschappelijke vriend
One of them fell down and formed a bright streak of fire. één daarvan viel naar beneden en vormde een lange, vurige streek.
One slipper could not be found again, and the other a boy had picked and ran away with it. De eene pantoffel was niet weer te vinden, en de andere had een jongen opgeraapt en snelde er mee weg.
One slipper was nowhere to be found, and the other one was taken by a boy who ran off with it. De ene pantoffel was niet weer te vinden, en de andere had een jongen opgeraapt en snelde er mee weg.
One ticket to Paris, please. Een ticket naar Parijs, alstublieft.
one year later één jaar later
ongoing lopende
ongoing purchase procedure aankoopprocedure lopende
onion soup uien soep
onions ajuinen
onions (short form) uien
online online
onlookers toeschouwers
only alleen
only pas
only enige
only children alleen kinderen
Only men of considerable vanity write books. Enkel mensen van een aanzienlijke verwaandheid schrijven boeken.
only you alleen jij
open opendoet
open fire haardvuur
Open your book please. Open je boek alsjeblieft.
opened opende
opening opening
opens opengaat
opens opent
operation operatie
operation werking
opinion mening
opinion opvatting
opponent tegenstander
opportunities mogelijkheden
opposite tegenovergestelde
oppression onderdrukking