Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - I

0 (1) 1 (6) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1691) B (591) C (1029) D (721) E (441) F (572) G (358) H (941) I (1639) J (101) K (65) L (429) M (582) N (297) O (316) P (719) Q (27) R (442) S (1468) T (6379) U (130) V (105) W (998) X (4) Y (322) Z (10)
English Dutch Recording Learn
I condemn the heinous atrocities committed by the terrorist group IS. Ik veroordeel de gruwelijke wreedheden van de terroristische groep IS.
I confessed. Ik heb bekend.
I could never hate you. Ik zou je nooit kunnen haten.
I could use some advice. Ik zou wat advies kunnen gebruiken.
I couldn't get the safe open. Ik kreeg de kluis niet open.
I couldn't get them in; no matter how much it quacked, it didn't help me! Ik kon ze er maar niet in krijgen; hoe ik ook kwakte, het hielp mij niemendal!
I couldn’t anticipate that that would happen. Ik kon niet voorzien dat dat zou gebeuren.
I couldn’t find anybody. Ik kon niemand vinden.
I couldn’t give a monkey’s. Het kan me geen laars schelen.
I cut myself. Ik heb mezelf gesneden.
I did it for the money. Ik deed het voor het geld.
I did not have time. Ik heb geen tijd gehad.
I didn’t budge. Ik gaf niet toe.
I didn’t feel comfortable there. Ik voelde me er niet comfortabel.
I didn’t feel like it. Ik had er geen zin in.
I didn’t foresee this turn of events. Deze wending heb ik niet voorzien.
I didn’t get enough sleep. Ik heb niet genoeg geslapen.
I didn’t go shopping yesterday. Ik ben gisteren niet gaan winkelen.
I didn’t know that Tom and John were brothers? Ik wist niet dat Tom en John jouw broers waren?
I didn’t know that Tom couldn’t speak French. Ik wist niet dat Tom geen Frans kon spreken.
I didn’t mean to offend you. Ik wou je niet beledigen.
I didn’t see it. Ik heb het niet gezien.
I didn’t understand the meaning. Ik heb de betekenis niet begrepen.
I didn’t want my mum to find out. Ik wilde niet dat mijn moeder erachter komt.
I disagree. Ik ben het niet eens.
I discovered Tom’s secret. Ik heb Toms geheim ontdekt.
I do not believe it. Ik geloof het niet.
I do not know whether to accept or to refuse. Ik weet niet of ik het zou aanvaarden of afwijzen.
I do not like tea, so I generally drink coffee for breakfast. Ik hou niet van thee, dus ik drink over het algemeen koffie als ontbijt.
I do not play the piano. Ik speel geen piano.
I don't have a driver's license. Ik heb geen rijbewijs.
I don't like soda. Ik hou niet van frisdrank.
I don't take drugs. Ik gebruik geen drugs.
I don't think China is a beautiful country. Ik denk niet dat China een prachtig land is.
I don’t believe a word of it! Maak dat de kat wijs!
I don’t believe in divination. Ik geloof niet in waarzeggerij.