Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - I

0 (2) 1 (81) 2 (25) 3 (24) 4 (26) 5 (22) 6 (22) 7 (22) 8 (21) 9 (20) A (867) B (471) C (723) D (493) E (288) F (394) G (243) H (531) I (921) J (72) K (51) L (293) M (397) N (211) O (204) P (525) Q (25) R (304) S (1023) T (4634) U (84) V (91) W (620) Y (232) Z (8) ส (1)
English Dutch Recording Learn
I bought Tom a hot dog.

Ik heb een hot dog voor Tom gekocht.
I bring

ik breng
I brush

ik poets
I called him.

Ik belde hem.
I can do this alone.

Ik kan dit alleen.
I can help you.

Ik kan je helpen.
I can solve that problem in an instant.

Ik kan dat probleem in een handomdraai verhelpen.
I cannot distinguish a frog from a toad.

Ik kan een kikker niet van een pad onderscheiden.
I can’t afford it.

Dat kan ik niet betalen
I can’t drink wine anymore.

Ik kan geen wijn meer drinken.
I can’t emphasize it enough.

Ik kan het niet genoeg benadrukken.
I can’t find my umbrella.

Ik kan mijn paraplu niet vinden.
I can’t follow you.

Ik kan je niet volgen.
I can’t get my headphones off my head.

Ik krijg mijn koptelefoon niet van mijn hoofd.
I can’t hear what you’re saying; it’s too noisy here.

Ik versta u niet, het is hier te rumoerig.
I can’t hear you.

Ik kan je niet horen.
I can’t play the piano.

Ik speel geen piano.
I can’t remember your name.

Ik kan me je naam niet herinneren.
I can’t reveal my source.

Ik kan mijn bron niet onthullen.
I can’t see it either.

Ik zie het ook niet.
I can’t sleep with all this noise.

Ik kan niet slapen met dit rumoer.
I can’t speak Dutch.

Ik spreek geen Nederlands.
I can’t stand you.

Ik kan je niet verdragen.
I caught three fish.

Ik ving drie vissen
I challenge all those responsible,...

Ik daag alle verantwoordelijken uit, ...
I clean the board, I am, I become

ik spoel het bord, ik ben, ik word
I clean the kitchen almost every day.

Ik poets de keuken bijna elke dag.
I clean the kitchen.

Ik poets de keuken.
I come from China.

Ik ben Chinees.
I could never hate you.

Ik zou je nooit kunnen haten.
I couldn't get them in; no matter how much it quacked, it didn't help me!

Ik kon ze er maar niet in krijgen; hoe ik ook kwakte, het hielp mij niemendal!
I couldn’t find anybody.

Ik kon niemand vinden.
I cut myself.

Ik heb mezelf gesneden.
I did it for the money.

Ik deed het voor het geld.
I did not have time.

Ik heb geen tijd gehad.
I didn’t feel comfortable there.

Ik voelde me er niet comfortabel.