Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - O

0 (1) 1 (7) 2 (3) A (597) B (895) C (168) D (3754) E (1374) F (166) G (754) H (2088) I (1270) J (252) K (624) L (381) M (595) N (319) O (650) P (400) Q (2) R (321) S (903) T (966) U (159) V (1063) W (995) X (3) Y (88) Z (832)
Dutch Recording English Learn
op sleeptouw genomen
taken in tow
op tafel
on the table
op te lossen
to solve (long form)
op te scheppen
to show off (long form, separated)
op te slaan
to save (long form)
op te wekken
to generate
op twee gedachten hinken
to be in two minds
op twee na
third
op vakantie gaan
to go on holiday
op vier na
fifth
op voorhand
in advance
Op welk adres woon je?
What is your address?
Op welk adres woont u?
What is your address? (formal)
Op zaterdagavond gaat hij naar zijn favoriete kroeg.
On Saturday evening he goes to his favorite pub.
Op zekere avond, juist toen de zon in haar pracht onderging, kwam er een hele troep grote vogels uit het bos
One evening, just as the sun set amid radiant clouds, there came a large flock of beautiful birds out of the forest
Op zekeren avond kwam er een geducht onweer opzetten; het lichtte en donderde, de regen viel bij stroomen neer, het was een verschrikkelijk weer!
One evening a strong thunderstorm came; there was thunder and lighting, the rain was pouring down, it was terrible weather!
op zoek
looking
op zoek naar
looking for
opbouwen
to build up
opdagen
to show up
opdat
so that
opdeling
division
opdoen
to put on
opdroogt
dries up
opduiken
to emerge
opeens
suddenly
Open je boek alsjeblieft.
Open your book please.
openbaar
public
openbaar plein
public square
openbare
public
openbare zedenschennis
public sex offense
openbaring
revelation
opende
opened
opendoet
open
openen
to open
opengaat
opens