Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - N

0 (1) 1 (7) 2 (4) A (473) B (743) C (113) D (2778) E (660) F (124) G (576) H (1431) I (725) J (167) K (511) L (299) M (463) N (269) O (505) P (357) Q (1) R (249) S (708) T (634) U (113) V (819) W (667) Y (87) Z (490)
Dutch Recording English Learn

nep baard

fake beard

nergens

nowhere

nerveus

nervous

nest

nest

net

net

net

just

net als

just like

Net als iedereen in Nederland.

Just like everyone in the Netherlands.

Netflix

Netflix

neus

nose

neushoorn

rhinoceros

neuzen

tips (end part of something)

nevelige

foggy

New York

New York

nicht

cousin (female)

nichtje

niece

niemand

nobody

Niemand begreep mij.

Nobody understood me.

Niemand bewoog.

Nobody moved.

Niemand gaat dit geloven.

Nobody’s going to believe this.

Niemand had er de hele dag een van haar gekocht, niemand had haar zelfs een aalmoes gegeven.

No one had bought any from her the whole day, nor had anyone given her even a penny.

Niemand had er den heelen dag een van haar gekocht, niemand had haar zelfs een aalmoes gegeven.

No one had bought one from her all day, no one had even given her alms.

Niemand had er enig vermoeden van, wat al schoons zij gezien had, in welk een glans zij met haar grootmoeder het nieuwe jaar ingetreden was.

No one could imagine the beautiful things she had seen, nor into what glory she had entered with her grandmother, on New Year’s Day.

Niemand heeft hem gebeld.

No one has phoned him.

Niemand heeft me ooit zoiets geleerd.

No one ever taught me something like that.

Niemand kan deze vraag beantwoorden.

Nobody can answer this question.

Niemand leeft eeuwig.

Nobody lives forever.

Niemand neemt me serieus.

No one takes me seriously.

Niemand weet hoe lang hij zal leven.

No one knows how long they’ll live.

Niemand zit vooraan.

No one sits in the front.

niemendal

nothing

nier

kidney

nieren

kidneys

niesde

sneezed

niet

not

niet heus

not really