Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - J

0 (1) 1 (7) 2 (3) A (611) B (957) C (173) D (3800) E (1413) F (177) G (822) H (2138) I (1284) J (264) K (683) L (406) M (622) N (337) O (675) P (426) Q (2) R (342) S (970) T (996) U (172) V (1112) W (1035) X (3) Y (88) Z (871)
Dutch Recording English Learn
Jezus wordt vermeld in de Koran.
Jesus is mentioned in the Koran.
jihadisten
jihadists
jij
you (singular, emphatic)
jij bent
you are
jij bent al verontschuldigd
you are already excused
Jij bent beroemd.
You are famous.
Jij bent de grootste.
You’re the biggest.
Jij bent immers mijn vriend.
After all, you are my friend.
Jij bent ouder dan Tom.
You’re older than Tom.
Jij bent Toms vriend, toch?
You’re Tom’s friend, right?
jij drinkt water
you drink water
jij en ik
you and me
Jij ging gisteren voetballen.
You played football yesterday.
jij hebt
you have (singular emphatic)
jij liep
you ran
jij moest
you had to
jij moet
you have to
jij ook?
and you?
jij studeert
you study
Jij verrader!
You traitor!
jij was
you were
Jij weet meer over Tom dan wie dan ook.
You know more about Tom than anyone else does.
jij zal
you will
Jinping
Jinping (surname)
Jiujitsu is een Japanse zelfverdedigingskunst waarmee men in een paar seconden een aanvaller kan controleren of uitschakelen.
Jiujitsu is a Japanese martial art that allows you to control or see off an attacker in a few seconds.
job
job
jobs
jobs
joeg
chased
joelt
yelps
Johannes
John (boy's name)
Johannes de Doper
John the Baptist
John
John (boy’s name)
John’s
John’s
Jom Kipoer
Yom Kippur
jong
offspring
jong
young