Dutch-English Dictionary - I

0 (1) 1 (7) 2 (3) A (597) B (895) C (168) D (3754) E (1374) F (166) G (754) H (2088) I (1270) J (252) K (624) L (381) M (595) N (319) O (650) P (400) Q (2) R (321) S (903) T (966) U (159) V (1063) W (995) X (3) Y (88) Z (832)

Dutch	English	Learn
intussen	meanwhile	Learn
Intussen is er veel gebeurd.	A lot has happened in the meantime.	Learn
inval	idea	Learn
investering	investment	Learn
investeringsvoorstellen	investment proposals	Learn
invloed	influence	Learn
invoerheffingen	import duties	Learn
invoering	introduction	Learn
invullen	to fill in	Learn
inwerkingtreding	entry into force	Learn
inwisselbaar	exchangeable	Learn
inzage	inspection	Learn
inzake	regarding	Learn
inzet	bet (verb; 1st and 3rd person singular)	Learn
inzet	effort	Learn
iPad	iPad	Learn
iPad hoezen	iPad covers	Learn
irrigatie	irrigation	Learn
irrigatiesysteem	irrigation system	Learn
IS	ISIS	Learn
Is al dit geld van jou?	Is all of this money yours?	Learn
Is dat een bevel?	Is that an order?	Learn
Is dat een misdaad?	Is that a crime?	Learn
Is dat jouw moeder?	Is that your mother?	Learn
Is dat jouw pen?	Is that your pen?	Learn
Is dat nieuw?	Is that new?	Learn
Is dat waarom je vrijgezel bent?	Is that why you’re single?	Learn
Is dat wat er met Tom is gebeurd?	Is that what happened with Tom?	Learn
Is de badkamer schoon?	Is the bathroom clean?	Learn
Is de kamer voorzien van een bad?	Does the room have a bath?	Learn
Is de neerlegging van uw jaarrekening in orde?	Is the filing of your annual accounts in order?	Learn
Is de ongerustheid terecht?	Is the anxiety justified?	Learn
Is de pijn gewoonlijk zo erg?	Is the pain usually this bad?	Learn
Is de school goed?	Is the school good?	Learn
Is de vrouw aardig?	Is the woman nice?	Learn
Is deze lijn recht of zit er een bocht in?	Is this line straight or is there a curve in it?	Learn