Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (717) B (1128) C (201) D (3961) E (1475) F (203) G (923) H (2247) I (1323) J (285) K (771) L (466) M (719) N (392) O (809) P (525) Q (2) R (394) S (1105) T (1090) U (194) V (1267) W (1134) X (3) Y (88) Z (929)
Dutch Recording English Learn
de docent
the high-school teacher
De docent was buitengewoon duidelijk.
The teacher was exceptionally clear.
de dochter
the daughter
de doctor
the doctor
de dodentocht
the death march
de doek
the cloth
de doelstellingen
the goals
de doelverdediger
the goalkeeper
de dokter
the doctor
De dokter adviseerde hen over veilige gemeenschap.
The doctor advised them about safe intercourse.
De dokter heeft me afgeraden om te veel suiker te eten.
The doctor advised me not to consume too much sugar.
De dokter zei dat het menens is.
The doctor said that it’s serious.
de dolfijn
the dolphin
de dolk
the dagger
de dollar
the dollar
de dollars
the dollars
de donder
the thunder
de donkere wolken
the dark clouds
de donut
the donut
de dood
the death
de doofpot
the cover-up
de doop
the baptism
de doornenkroon
the crown of thorns
De doortastende man handelde snel.
The decisive man acted quickly.
de doorzetter
the go-getter
de doos
the box
de dorens
the thorns
de dorpsjeugd klit wat bij elkaar
the village youths stick together
de dorst
the thirst
de dosis
the dose
De douanebeambte heeft een antieke klok in beslag genomen.
The customs officer confiscated an antique clock.
de douche
the shower
de dozen
the boxes
de draaikolk
the whirlpool
de draak
the dragon
de draak steken met iets
to make fun of something