Ik omhelsde haar.
Ron slikte moeizaam.
Vandaar vroeg ik het.
Waar heb je die tas gekocht?
toen zij weggingen
Hij sneed zijn huid open.
Hij lachte vreugdeloos.
Ze knikten instemmend.
want haar oude grootmoeder, de enige die haar ooit had liefgehad, maar die nu dood was, had haar verteld, dat er, als er een ster naar beneden valt, een ziel tot God opstijgt.
Hij greep me bij mijn kraag.
Tom zei dat hij dacht dat ik lui was.
wanneer ik het geprint had
De kist bevatte gouden munten.
Het arme eendje werd door allen geplaagd; zelfs zijn zusters waren kwaad op hem en zeiden steeds: “Mocht de kat je maar beetpakken, jou lelijk schepsel!”
Er viel een galmende stilte.
De politie vatte de dief bij de kraag.
Vroeger reed mijn vader een Kever.
neergestoken met een mes
De meeting is nog niet begonnen.
Hij heeft zelfmoord gepleegd.
