Nu, dat zullen we wel eens te weten komen!
Dat is waar.
Dat boek is oud.
Ik denk dat je oud genoeg bent.
Ik denk dat ik Tom kan vinden.
O, dat weet ik niet.
Ik vind dat leuk.
Dat kan ik niet betalen
Dat is het laatste dat we nodig hebben.
Ik had dat niet moeten eten.
Ik denk dat dit mijn fiets is.
Tom dacht dat het pijn zou doen.
“Wat is dat een verschrikkelijk groot eendje,” dacht zij; “geen van de anderen ziet er zo uit.”
Ik hoop dat hij komt.
Dat is wat de dokter zei.
dat arme, lelijke beest
Ik wist niet dat Mary jouw vrouw was.
Ik denk niet dat je moeder hem leuk vindt.
Ik wist niet dat Tom geen Frans kon spreken.
Ik denk dat jij dit niet zelf hebt gekocht.