hij vervangt
Wat is je lengte?
U bedriegt me.
jij studeert
hij studeert
wij studeren
Plots kuste ze me.
Niemand bewoog.
Ik kweek tomaten.
Ik heb een gulden.
U was verlegen.
ze bevragen me
Ik kom uit Spanje.
Het spat uit elkaar.
Zij bouwt bruggen.
zij tegen je kermt
Hoeveel weegt hij?
hun saaiste vak
ze giechelde
Ze is ginder al hé.