dat is mislukt
Ik ben zwanger.
Kan je fluiten?
Jij verrader!
We eten veel pasta.
Ik poets de keuken.
Ik vind je aardig.
Voor het geval dat.
Wat is dit gele ding?
Ik herinner me.
Ik ben ook leraar.
Is deze spin giftig?
we zijn eerlijk
Wij gaan ook wenen.
We moeten hier nu weg.
Ik moet hoesten.
Al doende leert men.
Hij is altijd bezig.
Ik heb bruine ogen.