Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Do you speak French?	Spreek jij Frans?
	What happened?	Wat is er gebeurd?
	Can we sit here?	Mogen we hier zitten?
	How did it happen?	Hoe is dat gebeurd?
	I took my revenge.	Ik heb wraak genomen.
	They are whispering.	Ze fluisteren.
	Would you like a drink?	Wil je iets drinken?
	I eat a lot of turkey.	Ik eet veel kalkoen.
	What’re you guys doing later?	Wat doen jullie straks?
	I was waiting for you.	Ik verwachtte u.
	I want to drink some water.	Ik wil water drinken.
	the corner of his mouth	zijn mondhoek
	How much paper do you want?	Hoeveel papier wil je?
	Which languages do you speak?	Welke talen spreek je?
	after all that excitement	na al die opwinding
	He is really not that bad.	Hij is heus niet zo slecht.
	They already got married.	Ze waren al getrouwd.
	I’m certainly not about to leave you behind.	Ik laat je heus niet achter.
	No, it’s not a turkey.	Nee, het is geen kalkoen.
	that poor, ugly animal	dat arme, lelijke beest