An zit in de tuin een boek te lezen.
Ik heb met de kassa gewerkt.
Hoe zeg je ‘hallo’ in het Engels?
De deur naar de hal stond wijd open.
De tafel is gedekt voor drie.
Yanni loog over zijn leeftijd.
Stop met zeuren en vertrek.
De koning boezemt ontzag in.
Hij kauwde op zijn hamburger.
Het geschiedt in de nacht.
Twee sjofel uitziende tovenaars staarden hem aan.
Het arme eendje werd door allen geplaagd; zelfs zijn zusters waren kwaad op hem en zeiden steeds: “Mocht de kat je maar beetpakken, jou lelijk schepsel!”
Ik was zo kalm als een komkommer.
Er zijn veel taxi’s in de stad.
Politie flitst op bestelling.
Te zingen bij snarenspel.
Je woont op de zesde verdieping.
De politie vatte de dief bij de kraag.
Jezus wordt vermeld in de Koran.
Je moet opletten voor die man.
