Er viel een vlieg in de melk.
Stopt deze trein in Brussel?
Hij zocht naar de sleutel.
Ik zal niet voor Tom werken.
Ik viel in slaap terwijl ik tv keek.
Ik heb vijftig euro in mijn zak.
Hoe laat begint u met werken?
waarop een kerk, een kar met paard
Wat zei je precies tegen Tom?
«Grootmoeder!» riep de kleine uit.
Ik wil er niet meer over praten.
al die tijd schrijf ik in krijt
We zijn niet van suiker gemaakt.
Breng me naar de kerk, alstublieft.
Ik kan niet slapen met dit rumoer.
met flink veel glas, dan kun je zien
zij zag ze nu als sterren aan den hemel
Ze doet veel suiker in haar koffie.
Heb je Tom te pakken kunnen krijgen?
Yanni heeft een kaart op zijn telefoon.