Wat is zijn naam?
Wat is haar naam?
Wat is er aan de hand?
Is er een telefoon in de kamer?
Het is verschrikkelijk!
Dit is mooi.
Het is hier koud.
Ik denk dat Tom in zijn tuin is.
Waar is je kat?
Hoe laat is het?
Dat is mijn hond.
Dit is genoeg.
Wie is de eerste?
Dat is wel genoeg.
Er is niet genoeg water.
Hoe laat is het avondeten?
Vier kinderen is genoeg.
Tom is bijna zo lang als ik.
Waar is de badkamer?
Is er een badkamer in de kamer?