Adverbs Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I want my key back.	Ik wil mijn sleutel terug.
	We were aware of what was going on.	We wisten wat er gaande was.
	By the way, where were you yesterday?	Trouwens, waar was je gisteren?
	Don’t make fun of foreigners.	Spot niet met vreemdelingen.
	I woke up just before Tom did.	Ik werd vlak voor Tom wakker.
	He always makes a fool of others.	Hij spot altijd met de anderen.
	he was angry that I hadn’t done it	hij was boos dat ik het niet deed
	all alone	moederziel alleen
	I’ve never broken a bone.	Ik heb nog nooit een bot gebroken.
	This shouldn’t take long.	Dit zou niet lang moeten duren.
	What exactly did you tell Tom?	Wat zei je precies tegen Tom?
	Will you be leaving tomorrow?	Ga je morgen vertrekken?
	I felt really miserable.	Ik voelde me echt ellendig.
	Mary has more clothes than Tom.	Mary heeft meer kleren dan Tom.
	Yanni never bought expensive clothes.	Yanni kocht nooit dure kleren.
	I shouldn’t have gotten so angry.	Ik had niet zo boos moeten worden.
	There’s no need to pretend anymore.	Je hoeft niet meer alsof te doen.
	I don’t think it was a coincidence	ik denk niet dat het toeval was
	He’ll show up soon.	Hij zal spoedig komen opdagen.
	We will understand it afterwards.	Nadien zullen we het begrijpen.