Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Are you sure we have enough money?	Weet je zeker dat we genoeg geld hebben?
	I’m guessing you didn’t buy this yourself.	Ik denk dat jij dit niet zelf hebt gekocht.
	Yanni has a farm just outside town.	Yanni heeft een boerderij net buiten het dorp.
	Tom and Mary bought an old farm.	Tom en Mary hebben een oude boerderij gekocht.
	but he felt something towards them as he had never felt for anything else	maar toch liep het er hoog mee, zoals het nog nooit ergens mee gedaan had
	red hair	rood haar
	red meat	rood vlees
	red light	rood licht
	green tree	groene boom
	a little help	een beetje hulp
	for months	maandenlang
	Tom thinks you’re cute.	Tom vindt je leuk.
	She likes him.	Ze vindt hem leuk.
	I’m looking for an old man.	Ik zoek een oude man.
	I need your help. (informal)	Ik heb je hulp nodig.
	I need your help. (formal)	Ik heb uw hulp nodig.
	Tom needs help.	Tom heeft hulp nodig.
	Do you need our help?	Heb je onze hulp nodig?
	United States	Verenigde Staten
	Tom needs more help.	Tom heeft meer hulp nodig.