Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	What you said is not true.	Wat je zei, is niet waar.
	seventy-seven (77 )	zevenenzeventig
	seventy-nine (79)	negenenzeventig
	seventy thousand (70,000)	zeventigduizend
	You’re the biggest.	Jij bent de grootste.
	I didn’t know that Tom couldn’t speak French.	Ik wist niet dat Tom geen Frans kon spreken.
	the cold air	de koude lucht
	the chocolate	de chocolade
	ninety-six (96)	zesennegentig
	ninety-one (91)	eenennegentig
	it had an open window	het had een open raam
	ninety-five (95)	vijfennegentig
	ninety-eight (98)	achtennegentig
	ninety-three (93)	drieënnegentig
	ninety-four (94)	vierennegentig
	chocolate milk	chocolademelk
	ninety-seven (97)	zevenennegentig
	ninety-nine (99)	negenennegentig
	ninety thousand (90,000)	negentigduizend
	the chocolate egg	het chocolade ei