Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Is that an order?	Is dat een bevel?
	That’s an order.	Dat is een bevel.
	I am sure.	Ik weet het zeker.
	Tom thinks you’re cute.	Tom vindt je leuk.
	She likes him.	Ze vindt hem leuk.
	the largest village	het grootste dorp
	the new order	het nieuwe bevel
	I’m looking for an old man.	Ik zoek een oude man.
	No, only cold water.	Nee, alleen koud water.
	the next day	de volgende dag
	the new system	het nieuw systeem
	Maths is fun.	Wiskunde is leuk.
	What time does it close?	Hoe laat gaat het dicht?
	I like maths.	Ik vind wiskunde leuk.
	Maths is hard.	Wiskunde is moeilijk.
	Yanni bought his own house.	Yanni kocht zijn eigen huis.
	Why do you need matches?	Waarom heb je lucifers nodig?
	I don’t know if she likes me or not.	Ik weet niet of ze mij leuk vindt of niet.
	Are you sure we have enough money?	Weet je zeker dat we genoeg geld hebben?
	I don’t think your mother likes him.	Ik denk niet dat je moeder hem leuk vindt.