Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - E

0 (2) 1 (12) 2 (5) 3 (1) 4 (1) 6 (1) 7 (1) 8 (2) 9 (1) A (2004) B (710) C (1201) D (836) E (522) F (714) G (423) H (1103) I (1950) J (120) K (79) L (490) M (726) N (369) O (429) P (865) Q (33) R (519) S (1796) T (7023) U (158) V (125) W (1179) X (4) Y (374) Z (20)
English Dutch Recording Learn
evening meal avondeten
evening meal avondmaaltijd
event gebeurtenis
event evenement
event event
eventful bewogen
events gebeurtenissen
events evenementen
ever ooit
every ieder
every (inflected form) iedere
every elke
Every adult I know drinks beer. Elke volwassene die ik ken drinkt bier.
every breeder knows that elke fokker weet dat
Every child has the right to education. Ieder kind heeft recht op onderwijs.
Every cloud has a silver lining. Achter de wolken schijnt de zon.
every country ieder land
every day elke dag
every day at ten o’clock elke dag om tien uur
Every effort deserves a reward. Elke inspanning verdient een beloning.
Every effort was in vain. Elke inspanning was tevergeefs.
every hour elk uur
Every hour counts. Ieder uur telt.
Every little gesture has a positive impact on the planet. Elk klein gebaar heeft een positieve impact op de planeet.
every minute elke minuut
every month elke maand
Every religion prohibits murder. Elke religie verbiedt moord.
Every shirt is clean. Elk overhemd is schoon.
Every time he comes here, he orders the same dish. Telkens als hij hier komt, bestelt hij hetzelfde gerecht.
Every time I see Tom, he’s reading a comic book. Telkens als ik Tom zie, leest hij een stripboek.
Every time she coughed, she felt a great deal of pain. Telkens als ze hoestte deed het veel pijn.
every week elke week
every year elk jaar
Every year we help many citizens to complete their tax returns. Elk jaar helpen we heel wat burgers bij het invullen van hun belastingaangifte.
everybody iedereen
everybody allen