Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - E

0 (1) 1 (6) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1691) B (591) C (1029) D (721) E (441) F (572) G (358) H (941) I (1639) J (101) K (65) L (429) M (582) N (297) O (316) P (719) Q (27) R (442) S (1468) T (6379) U (130) V (105) W (998) X (4) Y (322) Z (10)
English Dutch Recording Learn
execute (part 1) uit
execute (part 2) voeren
exercise oefening
exercise uitoefening
exhaust pipe uitlaat
exhaust valve uitlaatklep
exhausted uitgeput
exhausting vermoeiend
exhibition tentoonstelling
exile ballingschap
exist bestaan
existed bestond
existing bestaand
existing (long form) bestaande
exists bestaat
exit uitgang
exit uittrede
exits uitgangen
expanding knowledge kennisverruiming
expansion verruiming
expect (2nd and 3rd person singular) verwacht
expect verwachten
Expect no mercy. Verwacht geen genade.
expectation verwachting
expectations verwachtingen
expected (adjective, inflected form) verwachte
expected (past tense) verwachtte
expected verwacht
expenses uitgaven
expenses onkosten
expensive (inflected form) dure
expensive duur
experience (plural) ervaren
experience beleving
experience map belevingskaart
experience with budget estimates ervaring met budgetramingen