Dutch-English Dictionary - U

0 (1) 1 (7) 2 (3) A (611) B (957) C (173) D (3800) E (1413) F (177) G (822) H (2138) I (1284) J (264) K (683) L (406) M (622) N (337) O (675) P (426) Q (2) R (342) S (970) T (996) U (172) V (1112) W (1035) X (3) Y (88) Z (871)

Dutch	English	Learn
uitnodigingen	invitations	Learn
uitoefening	exercise	Learn
uitpluizen	to sort out	Learn
uitrazen	to cease raging	Learn
uitroepteken	exclamation mark	Learn
uitrusten	to rest	Learn
uitrusting	equipment	Learn
uitschakelen	to eliminate	Learn
uitscheiden	excrete	Learn
uitschieten	to shoot out	Learn
uitslaan	to spread	Learn
uitslag	rash	Learn
uitslag	result	Learn
uitslagen	results	Learn
uitsluitend	exclusively	Learn
uitspatten	to splash (long form)	Learn
uitspattingen	excesses	Learn
uitspraak	pronunciation	Learn
uitspreken	to pronounce	Learn
uitstappen	to get off	Learn
uitstek	excellence	Learn
uitstel	delay	Learn
uitstellen	to delay	Learn
uitstoot	emissions	Learn
uitstrekten	stretched	Learn
uitte	expressed	Learn
uittrede	exit	Learn
uittreksel	extract	Learn
uittreksels	extracts	Learn
uitverkocht	sold out	Learn
uitvoeren	to perform	Learn
uitvoeren	to execute	Learn
uitvoerig	extensively	Learn
uitvoering	performance	Learn
uitwijzing	deportation	Learn
Uitwijzing is vaak het laatste redmiddel.	Deportation is often the last resort.	Learn