Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - U

0 (1) 1 (7) 2 (3) A (611) B (957) C (173) D (3800) E (1413) F (177) G (822) H (2138) I (1284) J (264) K (683) L (406) M (622) N (337) O (675) P (426) Q (2) R (342) S (970) T (996) U (172) V (1112) W (1035) X (3) Y (88) Z (871)
Dutch Recording English Learn
uit de naad gewerkt
worked one’s fingers to the bone; worked tirelessly
Uit een poll blijkt dat 79% zich belemmerd voelde in zijn stemrecht.
A poll showed that 79% felt themselves hampered in their right to vote.
uit elkaar
apart
uit te kramen
to utter
uit te voeren
to carry out (long form)
Uit welk land kom je?
What country are you from?
uitblazen
to blow out
uitbroeden
to hatch
uitbuiten
to exploit
uitbundig
exuberantly
uitbundige
lavish
uitdagen
to challenge
uitdagend
challenging
uitdagende
challenging (long form)
uitdroging
dehydration
uitdrogingsverschijnselen
dehydration symptoms
uitdrukken
to express
uitdrukking
expression
uitdrukkingen
expressions
uiteindelijke
final
uiten
to express
uiteraard
of course
Uiteraard ben ik niet zo oud als jij.
I’m not as old as you, of course.
Uiteraard hou ik van chocolade.
Of course, I love chocolate.
Uiteraard kan je doen wat je maar wilt.
You can do whatever you want to do, of course.
Uiteraard moet een knuffel mogelijk blijven.
Obviously a hug must remain possible.
Uiteraard niet.
Of course not.
Uiteraard was ik bang.
Obviously, I was scared.
Uiteraard weet hij het antwoord.
Of course, he knows the answer.
Uiteraard zijn de resultaten indrukwekkend.
Of course, the results are impressive.
uiterlijk
appearance
uiterlijk
at the latest
uitermate
extremely
uiterste
extreme
uitgaan
to go out
uitgaat
burns out