Dutch-English Dictionary - O

0 (2) 1 (16) 2 (8) A (760) B (1159) C (210) D (4158) E (1651) F (206) G (959) H (2456) I (1493) J (308) K (792) L (470) M (780) N (422) O (848) P (535) Q (2) R (405) S (1126) T (1136) U (202) V (1337) W (1240) X (3) Y (88) Z (1026)

Dutch	English	Learn
onaangenamere	unpleasant (long form)	Learn
onaantastbaar	untouchable	Learn
onaanvaardbaar	unacceptably	Learn
onaanvaardbaar	unacceptable	Learn
onacceptabel	unacceptable	Learn
onafdwingbaar	unenforceable	Learn
onaffe	unfinished	Learn
onafhankelijk	independent	Learn
onafhankelijkheid	independence	Learn
onafwendbaar	inevitable	Learn
onbaatzuchtig	selfless	Learn
onbeantwoord	unanswered	Learn
onbeantwoorde	unanswered	Learn
onbehaaglijk	uncomfortable	Learn
onbehaaglijk	uncomfortably	Learn
onbehaaglijk	uneasy	Learn
onbehaaglijk	uneasily	Learn
onbekende	unknown	Learn
onbeklemtoond	unstressed	Learn
onbekwaam	incompetent	Learn
onbeleefd	impolitely	Learn
onbepaald	indefinite	Learn
onbepaald lidwoord	indefinite article	Learn
onbepaalde	indefinite (inflected form)	Learn
onberispelijk	impeccable	Learn
onbevoegde	unauthorized	Learn
onbevoegde toegang	unauthorized access	Learn
ondanks	despite	Learn
ondanks	in spite of	Learn
Ondanks al zijn rijkdom is hij toch gierig.	Despite all his wealth, he is stingy.	Learn
Ondanks de regen ging ik wandelen.	Despite the rain, I went for a walk.	Learn
Ondanks zijn vermoeidheid begroette hij iedereen minzaam op het feest.	Despite his fatigue, he greeted everyone kindly at the party.	Learn
onder	under	Learn
onder de naam Durand	under the name of Durand	Learn
onder de naam van	under the name of	Learn
onder geen beding	under no circumstances	Learn