Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (717) B (1128) C (201) D (3961) E (1475) F (203) G (923) H (2247) I (1323) J (285) K (771) L (466) M (719) N (392) O (809) P (525) Q (2) R (394) S (1105) T (1090) U (194) V (1267) W (1134) X (3) Y (88) Z (929)
Dutch Recording English Learn
de zoete peper
the sweet pepper
de zolder
the attic
de zomer
the summer
de zomers
the summers
de zomervakantie
the summer holidays
de zon
the sun
De zon is op.
The sun is up.
de zonde
the sin
de zonden
the sins
De zonderlinge architectuur van dat gebouw is uniek.
The peculiar architecture of that building is unique.
de zonnebril
the sunglasses
de zonneschijn
the sunshine
de zoon
the son
de zorgen
the cares
de zucht
the sigh
de Zuidpool
the South Pole
de zuigers
the pistons
De zuigers bewegen op en neer in de motor.
The pistons move up and down in the engine.
de zuigtablet
the lozenge
De zuilen waren gemaakt van marmer.
The columns were made of marble.
De zuilen zijn gemaakt van gewapend beton.
The columns are made of reinforced concrete.
de zuiverste edelsteen
the purest gemstone
de zus
the sister
de zusters
the sisters
de zwaan
the swan
de zwaarste nederlaag in driehonderd jaar
the worst defeat in three hundred years
de zwabber
the mop
de zwakke schakel
the weak link
de zwakste schakel
the weakest link
de zwanen
the swans
de zwarte ratten
the black rats
de zwarte spiegel
the black mirror
de zweren
the sores
De zwerfkat miauwde luid.
The stray cat meowed loudly.
De zwerfkat was op zoek naar eten.
The stray cat was looking for food.
de Zwerkbalcup
the Quidditch Cup