Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - D

0 (2) 1 (16) 2 (8) A (760) B (1159) C (210) D (4158) E (1651) F (206) G (959) H (2456) I (1493) J (308) K (792) L (470) M (780) N (422) O (848) P (535) Q (2) R (405) S (1126) T (1136) U (202) V (1337) W (1240) X (3) Y (88) Z (1026)
Dutch Recording English Learn
de apostel
the apostle
de apostrof
the apostrophe
De apostrof is een leesteken in de vorm van een kommaatje bovenaan de regel.
The apostrophe is a comma-shaped punctuation mark at the top of the line.
de apotheek
the pharmacy
de apotheker
the pharmacist
de apparatuur
the equipment
de appel
the apple
de appelboom snoeien
to prune the apple tree
de appelen
the apples
de appels
the apples
de appeltaart
the apple pie
de appendix
the appendix
de applicaties
the applications
de arbeid
the work
de arbeider
the worker
De arbeiders hebben erop aangedrongen met de eigenaar te praten.
The workers demanded that they talk with the owner.
de arbeidsovereenkomsten
the employment contracts
de architect
the architect
de architecten
the architects
de argwaan
the suspicion
de arm
the arm
de armen
the arms
de armoede
the poverty
de armzalige en krachteloze wereldmachten
the pitiful and powerless world powers
de arts
the doctor
De arts gaf me duidelijke richtlijnen voor mijn dieet.
The doctor gave me clear guidelines for my diet.
De arts heeft de juiste diagnose gemaakt.
The doctor made the correct diagnosis.
De as van uw wiel is krom.
The axle of your wheel is bent.
de asbak
the ashtray
de aspecten
the aspects
de assistent
the assistant
De atmosfeer bestaat hoofdzakelijk uit stikstof en zuurstof.
The atmosphere mostly consists of nitrogen and oxygen.
de auteur
the author
de auto
the car
De auto is in beslag genomen.
The car has been seized.
De auto stond in brand.
The car was on fire.