Dutch-English Dictionary - A

0 (1) 1 (7) 2 (3) A (611) B (957) C (173) D (3800) E (1413) F (177) G (822) H (2138) I (1284) J (264) K (683) L (406) M (622) N (337) O (675) P (426) Q (2) R (342) S (970) T (996) U (172) V (1112) W (1035) X (3) Y (88) Z (871)

Dutch	English	Learn
aanpassingen	adjustments	Learn
aanpassingen op bestaande functionaliteiten	adjustments to existing functionalities	Learn
aanraden	to recommend	Learn
aanraken	to touch	Learn
aanrakingen	touches	Learn
aanrecht	kitchen worktop	Learn
aanreiken	to provide	Learn
aanrijding	collision	Learn
aanschuiven	to join	Learn
aanslag	attack	Learn
Aanslagbiljet inzake Onroerende Voorheffing	Tax bill in respect of Land Tax	Learn
aanslagen	attacks	Learn
aansluit	connects	Learn
aansluiting	connection	Learn
aansluitingen	connections	Learn
aanspreek	speak to	Learn
aanspreekbaar	approachable	Learn
aanspreekpunt	point of contact	Learn
aanspreken	to address	Learn
aanstaarde	stared	Learn
aansteken	to ignite	Learn
aanstellen	to appoint	Learn
aanstelling	appointment	Learn
aanstootgevende	offensive	Learn
aantassing	deterioration	Learn
aantasting	infestation	Learn
aantekeningen	notes	Learn
aantijgingen	allegations	Learn
aantocht	arrival	Learn
aantrokken	put on	Learn
aanvaard	accept	Learn
aanvaard elkaar	accept each other	Learn
aanvaardbaar	acceptable	Learn
aanvaarden	to accept	Learn
aanvallen	to attack	Learn
aanvang	inception	Learn