Heb je een asbak?
Welk boek lees je?
Wat zit je dwars?
Mag ik je kussen?
Kan je fluiten?
Ik vind je aardig.
Ik meen het goed met je!
Je bent werkloos.
Heb je bloemkool?
Draag je vaak een hoed?
Wat is je postcode?
Wat bedoel je precies?
Heb je sigaretten?
Je bent erbij betrokken.
Kun je een café aanbevelen?
Wat heeft je voorkeur?
Wat wil je doen op maandag?
Je kunt mij gerust geloven!
Ik zou je nooit kunnen haten.
Ik wou je niet beledigen.