Ik wist niet dat Tom jouw zoon was.
Tom zijn huis was gemakkelijk te vinden.
ik was een kind en wist niet beter dan dat ’t nooit voorbij zou gaan
Yanni was niet blij.
Yanni was erg dronken.
Ik ben blij dat je er niet was.
Waarom was je te laat in de les?
Het was heerlijk buiten op het land.
Ik wist niet dat Mary jouw dochter was.
Het was een prinses, die buiten voor de poort stond.
haar grootmoeder was vroeger nooit zo mooi, zo groot geweest
De volgende dag was het mooi, heerlijk weer; de zon scheen op alle groene bladeren.
het was treurig
Dat was mijn afdeling.
Het was koud, snerpend koud.
Yanni was vriendelijk.
Je zei dat dat belangrijk was.
Het was het enige ding dat ik kon doen.
Ik voelde me veilig wanneer hij bij me was.
Wat heeft Tom gedaan terwijl hij in Australië was?