Understand spoken Dutch

"want (1st person singular)" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Status
I want you to come here. Ik wil dat je hier komt.
I want a dish with ham. Ik wil een gerecht met ham.
I don’t want to offend you ik wil jullie niet beledigen
I want to buy this dictionary. Ik wil dit woordenboek kopen.
Would you like to join us and become a migratory bird? Wil je met ons meegaan en trekvogel worden?
I would like to take this opportunity to convey my wishes. Ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om mijn wensen over te brengen.
It does not want to open; but look at the others: aren’t those the sweetest ducks that you have ever seen in your life? Het wil maar niet opengaan; maar kijk eens naar de anderen: zijn dat niet de liefste eendjes, die je ooit van je leven gezien hebt?
I want to make love. Ik wil vrijen.
Do you want to sleep now? Wil je nu slapen?
Why do you want this dog? Waarom wil je deze hond?
I want to check out. Ik wil vertrekken.
I want you to dig a hole. Ik wil dat je een gat graaft.
I want to emphasize again ik wil nog eens beklemtonen
I want to talk to you before you leave. Ik wil u spreken voordat u weggaat.
I want access to my invoices. Ik wil toegang tot mijn facturen.
I don’t want to continue pressing the issue. Ik wil niet blijven aandringen.
I want to remodel my kitchen. Ik wil mijn keuken herinrichten.
I want to talk to the Canadian consulate. Ik wil met het Canadese consulaat spreken.
I don’t want to jump to any conclusions. Ik wil geen voorbarige conclusies trekken.
I want to encourage my friend to go and exercise. Ik wil mijn vriend aanmoedigen om te gaan sporten.