Understand spoken Dutch

Verbs (Present tense, 3rd person plural) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
So it is wrong, we must change Het is dus verkeerd, we moeten het veranderen
We don’t need any more problems. We hebben geen behoefte aan nog meer problemen.
My parents advised me not to drive too fast. Mijn ouders hebben me afgeraden om te snel te rijden.
ask for (plural) vragen om
May I ask you a question? Mag ik je iets vragen?
are hit hard zijn zwaar getroffen
the bananas are yellow de bananen zijn geel
They’ve got lost. Ze zijn verdwaald geraakt.
We will understand it afterwards. Nadien zullen we het begrijpen.
In summer, eggs go bad quickly. In de zomer worden eieren rap slecht.
These cars are built in Japan. Deze wagens zijn gebouwd in Japan.
Circumstances have changed. De omstandigheden zijn veranderd.
they are all beautiful except that one zij zijn allemaal mooi, behalve dat ene
Why don’t we ask Tom to help us? Waarom vragen we Tom niet om ons te helpen?
Can I quickly pee before we leave? Mag ik even plassen voordat we vertrekken?
Are there any tourists here this evening, by any chance? Zijn er hier vanavond toevallig toeristen?
In the majority of states here, the laws are not that strict. In de meeste staten hier, zijn de wetten niet zo streng.
Do you want to embarrass me in front of my friends? Wil je me voor schut zetten waar al mijn vrienden bij zijn?
“They are lovely children the mother has,” said the old duck with the rag around her leg. “Het zijn lieve kinderen die de moeder heeft,” zei de oude eend met het lapje om de poot
Parents should be able to choose home education for their children in every country. Ouders moeten voor thuisonderwijs voor hun kinderen kunnen kiezen, in ieder land.