Understand spoken Dutch

Verbs (Present tense, 3rd person plural) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Why don’t we ask Tom to help us?

Waarom vragen we Tom niet om ons te helpen?

The violin, the piano, and the harp are musical instruments.

De viool, de piano en de harp zijn muziekinstrumenten.

“They are lovely children the mother has,” said the old duck with the rag around her leg.

“Het zijn lieve kinderen die de moeder heeft,” zei de oude eend met het lapje om de poot

I tell you the truth, although you might find it unpleasant, but that is a proof of my friendship

Ik zeg je de waarheid, al vind je dit ook niet prettig, en daaraan kan men zien, wie zijn ware vrienden zijn

are hit hard

zijn zwaar getroffen

Do we have enough glasses?

Hebben we genoeg glazen?

Both of them stop there.

Ze stoppen daar allebei.

Are you guys really related?

Zijn jullie echt verwant?

The shops are closed.

De winkels zijn gesloten.

We’ve lost a lot of customers.

We hebben veel klanten verloren.

Yanni can stop whenever he wants.

Yanni kan stoppen wanneer hij wil.

There are no roses without thorns.

Er zijn geen rozen zonder doornen.

We’ll contact him.

We zullen contact met hem opnemen.

well, we will find out soon

nu, daar zullen we wel gauw achter komen

So it is wrong, we must change

Het is dus verkeerd, we moeten het veranderen

All of my brothers and sisters were born in Boston.

Al mijn broers en zussen zijn in Boston geboren.

Tom and I haven’t talked in years.

Tom en ik hebben elkaar al jaren niet gesproken.

Parents should be able to choose home education for their children in every country.

Ouders moeten voor thuisonderwijs voor hun kinderen kunnen kiezen, in ieder land.

A well-mannered duckling puts its feet outwards, just like its mother and father do.

Een welopgevoed eendje zet zijn poten buitenwaarts, evenals vader en moeder doen.

In that way other airlines are grabbed by the short and curlies.

Op die manier worden andere luchtvaartmaatschappijen in de tang genomen.