Verbs (Present tense, 3rd person plural) Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	We should encourage each other to achieve our goals.	We moeten elkaar aanmoedigen om onze doelen te bereiken.
	But they will kill me, because I, who am so ugly, dare to approach them	Maar zij zullen mij doden, omdat ik, die zo lelijk ben, mij in hun nabijheid durf wagen
	Conjunctions are important for good structure in your writing.	Voegwoorden zijn belangrijk voor een goede structuur in je schrijven.
	Foreign immigrants are not always treated with the same kindness.	Buitenlandse immigranten worden niet altijd even vriendelijk bejegend.
	There are so many beauty tools on the market that you almost can’t see the forest through the brushes.	Er zijn zoveel beautytools op de markt, dat je door de borstels het bos bijna niet meer ziet.
	I was surprised that the laws on home education in that country are very different compared to the laws in the United States.	Ik verbaasde me erover dat de wetten over thuisonderwijs in dat land heel verschillend zijn in vergelijking met de wetten in de Verenigde Staten.
	In my state, Florida, families just have to send a letter of intention to the government and once a year the test results.	In mijn staat, Florida, moeten families alleen een brief van voornemen naar de overheid sturen en één keer per jaar de testuitslagen.
	They are cousins.	Zij zijn neven.
	They’re waiting.	Zij wachten.
	grapes are sour	druiven zijn zuur
	we study	wij studeren
	they question me	ze bevragen me
	Are we idiots?	Zijn we idioten?
	We’re homeless.	We zijn dakloos.
	Where are there a lot of bars?	Waar zijn er veel bars?
	We’re amateurs.	We zijn amateurs.
	Are wasps poisonous?	Zijn wespen giftig?
	we are not stupid	wij zijn heus niet stom
	My shoes squeak.	Mijn schoenen piepen.
	Muslims worship God.	Moslims aanbidden God.