Mag ik wat zout?
Breng het mij.
een taal leren
Geef me de vijf!
te trillen
borg staan voor
Wat is de datum?
Lunch is klaar.
Ik heb koorts.
bestelwagens
goedgekeurd
De hond is zwart.
Hou de deur open.
gezond blijven
vroeg opstaan
“Vlug wat, vlug!” zeide zij.
Herhaal na mij.
Tom verdween.
Tom eet veel rijst.
contact houden