Het is kwart over acht.
Heeft u dit in mijn maat?
Werkt de machine nog?
Mag ik een fles rode wijn?
Tom is een tovenaar.
Ik ben het vergeten.
Ik zie Tom vaak in het park.
Ik drink geen alcohol.
Wat doet deze machine?
Mag ik een fles witte wijn?
Je begrijpt dat toch?
Ze waren aan het slapen.
Ik neem elke avond een bad.
Dat was mijn afdeling.
Heb je nieuws van je broer?
Yanni kocht Skura een ring.
Ik laat je heus niet achter.
Hoe laat is het ontbijt?
Als het maar geen woerd is!
Het was koud, snerpend koud.