“Het zijn lieve kinderen die de moeder heeft,” zei de oude eend met het lapje om de poot
Tegen de morgen vlogen de wilde eenden op en bekeken haar nieuwe kameraad eens.
En dat deden zij; maar de andere eenden in de rondte bekeken ze en zeiden tegen elkaar:
Hun poten gingen van zelf, en allen waren zij in het water; zelfs het lelijke, grauwe eendje zwom mee.
Ik zeg je de waarheid, al vind je dit ook niet prettig, en daaraan kan men zien, wie zijn ware vrienden zijn
Buig je hals nu en zeg: Kwak!
«Dat is een goede vangst!» zeide zij.
nu, daar zullen we wel gauw achter komen
en wat moeraswater te drinken
Dat was een schrik voor het arme eendje.
“Ja, doe dat maar!” Liet de kip hierop volgen.
het zag daarin zijn eigen beeltenis
de bladeren in het bos werden geel en bruin
Zet je poten niet zo binnenwaarts!
Je bent zeker niet goed bij je verstand.
Nu liep het weg en vloog over de schutting.
hij strekte zijn snoet juist naar het eendje uit
Hier woonde een oude vrouw met haar kater en haar kip.
Zij klapten met hun vleugels en zwommen fier in het water.
Vraag het zelf maar aan onze meesteres, de oude vrouw