Understand spoken Dutch

Pronouns Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
her hands on her lap

haar handen op haar schoot

A great hunt was held; the hunters lay around the swamp; yes, some sat up in the branches of the trees, which stretched far over the reed.

Er werd een grote jacht gehouden; de jagers lagen rondom het moeras; ja, enigen zaten boven in de takken der boomen, die zich ver over het riet uitstrekten.

That’s slander, lies.

Dat is laster, leugens.

I want a dish with ham.

Ik wil een gerecht met ham.

What exactly do you mean?

Wat bedoel je precies?

Can you prove it?

Kunt u dat bewijzen?

No one sits in the front.

Niemand zit vooraan.

He’s shaking his head.

Hij schudt zijn hoofd.

Nobody understood me.

Niemand begreep mij.

He was red with anger.

Hij werd rood van woede.

Do you have cigarettes?

Heb je sigaretten?

Can I book a seat?

Kan ik een stoel boeken?

Can I book a table?

Kan ik een tafel boeken?

a lot of travelling this month

veel gereis deze maand

There were a lot of flies.

Er waren veel vliegen.

The duck looked at it.

De eend bekeek het eens.

But the poor duckling that had hatched last and looked so ugly was bitten, bumped and fooled by both the ducks and the chickens.

Maar het arme eendje, dat het laatst uit het ei gekomen was en er zo lelijk uitzag, werd gebeten, gestoten en voor de gek gehouden, en dat zowel door de eenden als door de kippen.

It froze so hard that the ice in the water crackled

Het vroor, dat het kraakte

I want to check out.

Ik wil vertrekken.

I’m a vegetarian.

Ik ben vegetariër.