Hij kan fluit spelen.
Heb je bloemkool?
Ik ben misselijk.
Draag je vaak een hoed?
de jobs die ik heb gehad
Wat is je postcode?
Was er iemand gewond?
Ik blijf vier nachten.
en ik bedoel grondig
Zij haalde er een uit!
Ik heb hoofdpijn.
Yanni liegt tegen mij.
Dat huis is niet te koop.
Ze schudt haar hoofd.
Wie hoor ik fluiten?
Ik wil ervan genieten.
Dat is niet leuk; het is saai.
Daarbij kreeg zij zelden bezoek, want de andere eenden zwommen liever in de gracht rond, dan dat zij eens uit het water kwamen om met haar te praten.
Waar brengt u me heen?
We hebben vijf katten.