Ik gebruik geen drugs.
Ik ben verdwaald.
Praat nu niet met haar.
We waren verliefd.
Waar kan ik douchen?
Ik heb je al betaald.
Eet je graag wortels?
Ze is aan het tekenen.
Mijn benen trillen nog.
Hoe lang gaat dat duren?
Het was leuk in Boston.
Ze vinden me niet leuk.
Geniet van je maaltijd!
Ik heb geen toekomst.
Geef me honderd dollar.
Ik denk een kwartier.
Buig je hals nu en zeg: Kwak!
Ik heb buikpijn.
Wie heeft dit besteld?
Hij speelt trombone.