Understand spoken Dutch

Pronouns Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
He already would have been happy if the ducks would have accepted him around them

Het zou al blij geweest zijn als de eenden hem maar in haar midden geduld hadden

Now the tomcat was the master of the house, and the hen was mistress, and they always said, “We and the world,”

En de kater was heer in huis, en de kip was er zo goed als vrouw, en altijd zeiden zij: «Wij en de wereld!»

“They are lovely children the mother has,” said the old duck with the rag around her leg.

“Het zijn lieve kinderen die de moeder heeft,” zei de oude eend met het lapje om de poot

By the morning the wild ducks flew up and looked at their new companion.

Tegen de morgen vlogen de wilde eenden op en bekeken haar nieuwe kameraad eens.

And that is what they did; but the other ducks around looked at them and said to each other:

En dat deden zij; maar de andere eenden in de rondte bekeken ze en zeiden tegen elkaar:

The little one stretched both of her hands towards it: and then, the match went out.

De kleine strekte haar beide handjes er naar uit: daar ging het lucifertje uit.

I found one of my shoes under my bed, but I can’t find the other one.

Ik heb één van mijn schoenen onder mijn bed gevonden, maar de andere kan ik niet vinden.

Their legs went by themselves, and they were all in the water; even the ugly, greyish duckling swam along.

Hun poten gingen van zelf, en allen waren zij in het water; zelfs het lelijke, grauwe eendje zwom mee.

I tell you the truth, although you might find it unpleasant, but that is a proof of my friendship

Ik zeg je de waarheid, al vind je dit ook niet prettig, en daaraan kan men zien, wie zijn ware vrienden zijn

you will vanish like the warm stove, like the delicious roast goose, and the large, glorious Christmas tree.

je verdwijnt evenals de warme kachel, evenals het heerlijke ganzengebraad en de grote, prachtige Kerstboom.

What’s your name? (formal)

Hoe heet u?

What is your name?

Hoe heet je?

My name is John.

Ik heet Jan.

Do you get it?

Snap je het?

I get it.

Ik snap het.

I hate it.

Ik haat dit.

Do you hate Tom?

Haat je Tom?

by doing

al doende

his collar

zijn kraag

to turn oneself

zich wenden