Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Don’t worry.	Maak je geen zorgen.
	You have a large stomach.	Je hebt een grote maag.
	I don’t understand you.	Ik begrijp je niet.
	I made breakfast.	Ik maakte ontbijt.
	Do you believe in love?	Geloof je in liefde?
	It’s freezing cold.	Het is ijskoud
	See you this evening.	Ik zie je vanavond.
	when we had the idea	toen we het idee hadden
	You’ve been forgotten.	Men is je vergeten.
	I don't take drugs.	Ik gebruik geen drugs.
	I don’t understand.	Ik begrijp het niet.
	She made breakfast.	Zij maakte ontbijt.
	It’s quarter past eight.	Het is kwart over acht.
	Ask anyone.	Vraag het eender wie.
	Did you cheat on me?	Hebt u me bedrogen?
	I forgot.	Ik ben het vergeten.
	What’s in these boxes?	Wat zit er in deze dozen?
	Get a haircut.	Laat je haar knippen.
	How do you like this town?	Hoe bevalt deze stad u?
	Tom lives right next to us.	Tom woont vlak naast ons.