Waar is de badkamer?
Wie ben ik om dat te zeggen?
Wanneer kom je terug naar huis?
toen ik naar de badkamer ging
“Wil je dat nu wel eens laten?” zei de moeder.
het wist zelf niet, hoe het zich zou houden
elke dag
Hij komt vaak.
Hoe vaak ga je zwemmen?
We zijn op weg naar huis.
Ik dacht dat je om Tom gaf.
Dat zou je moeten weten.
Weten je ouders waar je bent?
Op een dag zullen we het weten.
We hebben het vaak over het weer.
Ik zou haar elke dag willen zien.
Ik moet je iets vertellen.
Ik zal het niemand vertellen.
Nu, dat zullen we wel eens te weten komen!
teveel