Ik heb niks verkeerd gedaan.
Ik heb wat tampons nodig.
Ik heb nergens spijt van.
Dit voelt als een kaakslag.
Hij is een grote lafaard.
Hebt u uw belager gezien?
Hij kijkt nooit televisie.
Ik lees drie boeken per week.
Ik hou van tomaten kweken.
Wat wil je doen op maandag?
Dat is echt aardig van haar.
We hebben overal gezocht.
De man had pijn op zijn borst.
mijn vurige verlangen
Het is omdat we haast hebben.
Je kunt mij gerust geloven!
Ik zou je nooit kunnen haten.
Wij zitten nooit vooraan.
We zijn architecten.
Hij zocht zijn sleutels.